Canon van Nijmegen: Muren en poorten – De stad krijgt uiterlijke vorm
Nijmegen bulkt van de historische verhalen. Over kopstukken en gewone lieden, wijken en politieke gebeurtenissen. In de Canon van Nijmegen zijn de belangrijkste verhalen over Nijmegen geselecteerd. Zo is in Nijmegen de oudste stedelijke omwalling waarschijnlijk kort na de verpanding van 1247 gezamenlijk door de graaf en de stad aangelegd.
Nijmegen krijgt stadsmuren
De zelfstandige positie van een middeleeuwse stad wordt het duidelijkst zichtbaar door de muren of wallen. De eerste ‘ommuring’ van Nijmegen werd nog grotendeels als aarden wal uitgevoerd. Ook de burcht kwam binnen deze wallen te liggen. De stad was toen nog een stuk kleiner dan de huidige binnenstad. Maar de bevolking groeide, zowel binnen als buiten de muren. Langs sommige uitvalswegen ontstond een aaneengesloten bebouwing, zoals aan de Molenstraat. Vanaf ongeveer 1450 werd een nieuwe, ruimere ommuring aangebracht, zodat deze bebouwing binnen de bescherming van de stadsmuur kwam te liggen. Verdere uitbreidingen vonden plaats tot ongeveer 1530, daarna zou de stad tot ver in de negentiende eeuw niet meer vergroot worden.
De bewaakte stad
Vanaf de aanleg waren alle volwassen mannen verplicht de stadsmuren te bewaken en zo nodig tegen belegeraars te verdedigen. De poorten gingen elke avond op slot. In de veertiende eeuw werden voor het eerst de belangrijkste stadspoorten in de bronnen vermeld, zoals de Hezelpoort (1334) en de Burchtpoort (1348). Twee eeuwen later waren er bijna dertig grote en kleine poorten. De bewaard gebleven Kronenburgertoren was een onderdeel van de laatste uitbreiding van de stadsmuur aan het begin van de zestiende eeuw. De muren en poorten vormden het grootste, duurste en indrukwekkendste complex dat door de stad werd gebouwd.
Belangrijke gebouwen
Daarnaast waren er binnen de muren diverse openbare gebouwen. Waarschijnlijk het oudste, maar in ieder geval het belangrijkste openbare gebouw was het raadhuis. Het eerste Nijmeegse raadhuis stond op de Waalkade. Later, aan het eind van de veertiende eeuw, zetelde het stadsbestuur in een drietal aangrenzende huizen aan de Burchtstraat. Deze huizen werden in 1553-1554 inwendig verbouwd tot het stadhuis zoals we dat nu kennen, met een gemeenschappelijke monumentale voorgevel.
Gemeenschappelijk goed
Een ander belangrijk openbaar gebouw was het vleeshuis, dat ongeveer op de plek van de huidige Waag stond. Al in de middeleeuwen was er op de Grote Markt een waaggebouw, maar het huidige gebouw dateert pas uit 1612-1613. Hier konden onder stadstoezicht goederen gewogen worden. De lakenhal, of ‘gewandhuis’, stond ook op de Grote Markt, aan weerszijden van de kerkboog. Hier hadden de lakenhandelaren hun kramen. Op de Waalkade prijkte verder nog de gemeentelijke kraan waarmee schepen geladen en gelost konden worden. In de kraan zat een tredmolen waarin de ‘kraankinderen’ liepen. En buiten de stad waren stedelijke steenovens gevestigd, waar stenen gebakken werden voor eigen gebruik en voor verkoop aan particulieren.
Accijnzen en markten
Om al deze stedelijke voorzieningen te kunnen betalen, hief het stadsbestuur tolgelden en accijnzen op levensmiddelen, bier en wijn. Ook bestond er een belasting op het bezit van een haardstede. Verder moest worden betaald voor het gebruik van de waag, de kraan, de kades en de steenovens, of voor een standplaats in het gewandhuis of op de markt. De stad haalde ook geld binnen door de verkoop van lijfrentes. Markten werden net als nu op straten of pleinen gehouden. In veel gevallen hebben ze hun naam aan de betreffende plek gegeven. De dagelijkse markt was op de Grote Markt. Weekmarkten waren de outmarkt, kannenmarkt, korenmarkt, kramersmarkt, varkensmarkt, groenmarkt en veemarkt. En eens per jaar werden de lakenmarkt, bontmarkt, ossenmarkt en de paardenmarkt gehouden.
Duik in de geschiedenis van de oudste stad van Nederland. Want Nijmegen heeft veel verhalen te vertellen. Benieuwd? Je leest het allemaal in de historische tijdlijn.