Oorlogsherinneringen aan de Tweede Wereldoorlog in Nijmegen - Frans Verheijen (94)

| Lunya van Wunnik

Frans Verheijen (94), geboren in 1930 te Nijmegen, maakte als negenjarige jongen de oorlog mee die hem en zijn stad voorgoed veranderden. Decennia later deelt hij met ons zijn herinneringen aan de oorlog, het bombardement van 1944 en hoe deze ervaringen hem gevormd hebben als man. “Het beeld van de bommen die op Nijmegen vielen, vergeet ik nooit meer. Je ziet de stad in vlammen opgaan, terwijl je zelf daar zit, machteloos. Het was het moment waarop mijn wereld voor altijd veranderde."

Als middelste zoon uit een gezin van vijftien kinderen, wonend in de Groenestraat, had Frans nog weinig besef van hoe ingrijpend de oorlog uiteindelijk voor hem zou zijn. “Toen de oorlog begon, voelde je gewoon dat er iets stond te gebeuren,” vertelt Frans. “Je hoorde geruchten, maar begreep als kind nog niet precies wat er allemaal gebeurde. Iedereen was onrustig, maar toch leek het nog zo ver weg.”

De Duitse bezetting

Frans neemt ons mee naar een Nijmeegse volkswijk uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog. Er was daar een melkboer, slager en groenteboer te vinden. “Een supermarkt, dat had je toen niet”, vertelt hij. “Doe je ogen dicht en wat zie je? Geen auto’s, geen brommers en geen radio. Want een radio in die tijd was streng verboden”, vertelt hij met een serieuze blik. “Een televisie bestond niet. En TikTok al helemaal niet.”

Tijdens de Duitse bezetting veranderde het dagelijkse leven van Frans en zijn familie drastisch. De soldaten gaven een zware lading en vreemde sfeer aan de stad. "We zagen steeds meer Duitse soldaten in de buurt. Het voelde vreemd, maar als kind weet je niet echt wat je ermee moet,” zegt hij. “Het ergste was dat wij niks mochten weten. Dat is een van de engste dingen die ik ooit heb meegemaakt, de onwetendheid.”

Kippen slachten voor de honger

Iedere ochtend werd vanuit het distributiecentrum via de radiodistributie aangekondigd waar de voedselbonnen voor gebruikt konden worden. “A is voor brood, B is voor vlees en zo verder”, imiteert Frans met het radiostemmetje. “De Duitsers dachten: als we die Nederlanders één snee brood per dag geven gaan ze dood, maar als we ze nou twee sneetjes geven blijven ze net in leven.” Frans en zijn gezin waren door deze kleine hoeveelheid eten nooit helemaal voldaan. 

“Dus wij namen konijntjes in de tuin. Vijftien konijnen, een paar kippen en wat tabaksplanten.” Die konijntjes waren echter niet om te aaien of knuffelen. Nee, ze werden geslacht om van te eten. De konijntjes werden door hun buurman geslacht, die vervolgens de velletjes op straat verkocht. “Het slachten van de kippen was mijn taak. Als twaalfjarige hakte ik hun kopjes af met een bijl. Dat kunnen jullie je nu waarschijnlijk niet meer voorstellen.” 

Nijmegen in brand

Op 22 februari 1944, toen Frans 13 jaar oud was, veranderde Nijmegen voorgoed. Het bombardement dat een groot deel van de stad verwoestte, zou hij zijn hele leven niet meer vergeten. “Er werd een luchtalarm gegeven dus ik holde naar boven en hoorde daar Amerikaanse vliegtuigen aankomen. In die tijd kon ik het verschil horen tussen Duitse en Amerikaanse vliegtuigen”, vertelt hij. Frans ging er eerst vanuit dat het parachutisten waren, omdat hij niet verwachtte dat Amerika ons zou bombarderen. Toch bleken het geen parachutisten te zijn, maar bommen.

Om half twee ’s middags zag Frans de bommen vanuit zijn huis aan de Groenestraat op het centrum van Nijmegen neervallen.  “Ik kan het bijna niet navertellen want het is zo afschuwelijk zo’n ontploffing”, vertelt hij. “Overal viel er troep neer in de stad.” Achteraf voelde het gezin zich blij. “Hoe kun je nou blij zijn, denk je dan? Nou je wordt er zelfzuchtig van. We waren namelijk zo blij dat ze niet op onze eigen kop waren gevallen.”

De Bloemerstraat gezien vanaf het midden van de Augustijnenstraat, na bombardement Datering 1944 (Regionaal Archief Nijmegen)

 

Avondklok in het diepe donker

Tijdens de oorlogsjaren kregen de Nijmegenaren te maken met strikte maatregelen die hun dagelijks leven beperkten. Eén daarvan was de avondklok. "Ja, wij noemden dat een ‘sperrzeit’, zo ging dat toen via de radio. En als je naar buiten keek, zag je alleen mensen met een Ausweis, want die was heilig in die tijd."

Ook werd de openbare verlichting compleet uitgeschakeld om ervoor te zorgen dat de geallieerde vliegtuigen, die over de stad vlogen naar het Ruhrgebied, geen hulp te bieden bij hun oriëntatie. “Ook thuis mocht er geen licht schijnen. Bij een streepje licht kreeg je al een boete. Zoals ik al zei: het was een totaal andere wereld.”

Hoop in zicht 

Op 5 september 1944, ook wel Dolle Dinsdag genoemd, was er eindelijk hoop op een bevrijding. Frans herinnert zich nog hoe de Duitsers massaal richting Duitsland trokken. “Honderden voertuigen reden over de Graafseweg richting de grens”, vertelt hij. “Wij stonden allemaal aan de kant te lachen en te zwaaien.”

Op de dag van de bevrijding zelf zat Frans met zijn gezin in de kerk, want ook die activiteit ging gewoon door tijdens de bezetting. Het was een gekke dienst omdat er meerdere mensen werden verraden en opgehaald door de Sicherheitsdienst (SD). Hij herinnert zich een pastoor die iets op de preekstoel zei over de ondergrondse (de MSB) en vervolgens werd meegenomen door de Duitsers. "Je zou denken dat zoiets binnen de muren van de kerk blijft, maar nee, hij werd opgehaald."

Diezelfde dag hoorden ze nog het geluid van honderden vliegtuigen. Uit voorzorg besloot zijn vader met het gezin naar de kelder van de transformatorenfabriek te gaan. "We noemden dat 'het hele zooitje oppakken.' Twee kinderwagens, alles mee, en zes dagen lang zaten we daar tussen de vlooien en de luizen. Het was smerig, maar we hadden geen keus." Frans had kapotte klompen waardoor zijn voeten gingen bloeden, maar ze hadden in de kelder natuurlijk geen pleisters.

Wonen in de kelder

Na die paar dagen vertrok het gezin naar Hatert, naar een locatie met een kerk en een schooltje, waar achter de school een boekenopslagplaats was. Samen verbleef het gezin daar vijf dagen. “Er wordt gevochten en daarom zijn we hier veiliger”, vertelde zijn vader hem. Tijdens de Sperrtijd moesten ze binnenblijven, terwijl buiten het oorlogsgeweld voortduurde.

Zijn vader bezocht hun huis en toen hij terugkwam vertelde hij dat er een bom was gevallen tussen hun huis en de transformatorenfabriek. “Alle ruiten liggen eruit, maar we gaan naar huis toe en in de kelder wonen”, stelde hij. “Wij boften dat de bom daar op een open veld was gevallen en niet op ons huis.” 

De bevrijding

Nijmegen werd op 20 september 1944 bevrijd tijdens Operatie Market Garden, een geallieerd offensief gericht op een doorbraak naar Duitsland. Amerikaanse luchtlandingsdivisies en Britse grondtroepen veroverden de stad, maar stuitten op hevig verzet van Duitse troepen, vooral rond de Waalbrug. In de avond van 20 september wisten Amerikaanse troepen na een gedurfde oversteek van de Waal en zware gevechten zowel de spoorbrug als de verkeersbrug te veroveren. Hoewel Nijmegen werd bevrijd, bleef de stad onder vuur liggen door beschietingen vanuit nog bezette gebieden, en het verdere verloop van de operatie leidde niet tot de gewenste doorbraak naar Arnhem. De strijd in Nederland zou nog maanden voortduren tot de volledige bevrijding in mei 1945.

Frans herinnert zich nog goed hoe geallieerde militairen zich tijdelijk vestigden in de stad, hun voedsel met hen deelden en vroegen of ze op zolders van mensen mochten slapen. Het waren armoedige omstandigheden zoals vlooien, luizen en een gebrek aan spullen. Toch boden de inwoners onderdak aan de soldaten. Ondanks de bevrijding heerste er nog een intense spanning in Nijmegen, omdat de stad een half jaar als frontstad diende. De aanwezigheid van de geallieerden bracht enig voordeel, zoals voedsel en tabak, maar het leven bleef moeilijk en onzeker.

De periode na de bevrijding was voor Frans minder blij dan je zou denken. Na een jarenlange tijd van bijna niks weten, kwam er steeds meer informatie over de oorlog naar boven. Het vrijkomen van deze informatie was voor iedereen een ontzettend harde klap. “Onze Joodse buurman bleek te zijn vermoord”, vertelt Frans met verdriet in zijn ogen. 

De bevrijding in 1945. 

 

Het leger 

Terwijl het leven na de oorlog geleidelijk weer op gang kwam, werd de jonge Frans op 17-jarige leeftijd vrijwilliger bij het leger, waar hij zich uiteindelijk zes jaar inzette. De zware training tot scherpschutter was niets in vergelijking met wat er van hem gevraagd werd tijdens de latere uitzending naar Indonesië. “Je moest dingen doen die je niet wilde doen, maar het moest,” vertelt Frans. “Ik was jong, maar ik had geen keuze. Het was de realiteit.”

Op zijn 19e werd hij naar Indonesië gestuurd, waar Nederland verwikkeld was in een gewelddadige strijd om de controle over de voormalige kolonie te behouden. Uiteindelijk leidde dit tot de soevereiniteitsoverdracht in 1949. De situatie was complex, en Frans moest zich aanpassen aan een nieuwe, onzekere realiteit. “In Indonesië werkten we samen met de vijand, de mensen met wie we vochten. We reden in witte jeeps en hadden witte helmen,” herinnert Frans zich. “Het was een vreemde ervaring, want we moesten de vijand ook zien als bondgenoot om de situatie daar te stabiliseren.”

Een nieuw leven bij de politie

Na zijn terugkeer naar Nederland en het beëindigen van zijn militaire dienst, begon Frans aan een nieuw hoofdstuk in zijn leven bij de politie. Hij vond zijn plek in Rotterdam, en later in Nijmegen, waar hij zich als politieagent inzet voor de veiligheid van de stad. “Toen ik terugkwam uit Indonesië, ben ik meteen bij de politie gegaan,” vertelt Frans. “Ik begon in Rotterdam en later werkte ik in Nijmegen. Daar heb ik veel meegemaakt, van ontruimingen tot het begeleiden van grote evenementen zoals de Vierdaagse. Het was een andere manier om dienst te doen voor de stad,” zegt Frans.

Frans was ook betrokken bij de herdenkingen van de oorlog in Nijmegen, een taak die hij altijd serieus nam. “Het was belangrijk voor me om de herinneringen aan de oorlog levend te houden, niet alleen voor mezelf, maar voor de stad en de generaties die zouden volgen,” zegt hij. “Je kunt niet vergeten wat er gebeurd is. Je moet erover blijven praten, zodat we het niet verliezen.”

Erkenning en trots

Frans werd voor zijn werk onderscheiden door Koningin Juliana en Beatrix en heeft deelgenomen aan belangrijke acties zoals evacuaties en toezicht bij grote evenementen. Ondanks zijn prestaties blijft hij bescheiden: “Ik heb gewoon mijn werk gedaan.” Zijn herinneringen aan de oorlog wil hij doorgeven aan toekomstige generaties, omdat hij gelooft dat we moeten leren van het verleden.

Zijn oorlogservaringen ziet hij niet alleen als persoonlijke pijn, maar ook als een herinnering aan de veerkracht van Nijmegen. “We zijn een volk van overlevers,” zegt hij. 

Dankzij mensen zoals hij blijven de herinneringen aan de oorlog levend, zodat we nooit vergeten wat er gebeurd is.

Wil je meer weten over 80 jaar vrijheid in Nijmegen en de evenementen die georganiseerd worden in de stad? Houd dan onze pagina intonijmegen.com/80jaarvrijheid in de gaten.

 

Fotografie: Edwin Smits