Canon van Nijmegen: Landgoederen en buitenplaatsen – Toevluchtsoorden voor de elite
Nijmegen bulkt van de historische verhalen. Over kopstukken en gewone lieden, wijken en politieke gebeurtenissen. In de Canon van Nijmegen zijn de belangrijkste verhalen over Nijmegen geselecteerd. Zoals in veel andere Nederlandse steden ontstond vanaf de zeventiende eeuw ook rondom Nijmegen een ring van buitenplaatsen. De regenten ontvluchtten de benauwde binnenstad om de zomer door te brengen op het platteland. Daar trokken zij zich terug in een zelfgeschapen landelijke idylle.
De meeste Nijmeegse buitenplaatsen vinden hun oorsprong in een boerenhoeve, die geleidelijk aan werd uitgebouwd en verfraaid. Enkele komen voort uit middeleeuwse kastelen of versterkte huizen. In de zeventiende en achttiende eeuw gaf men de voorkeur aan de vlakke en vaak reeds gecultiveerde gronden ten zuiden en ten westen van de stad.
De buitenplaatsen ontstonden vooral in de omgeving van de dorpen Hatert, Hees en Neerbosch. Voorbeelden zijn Dukenburg, De Hulsen, De Winkelsteeg en meer naar het zuiden Heyendaal, Brakkenstein en Mariënboom. Leden van de regentenklasse gebruikten deze landhuizen als zomerverblijf. Rondom het huis verrezen sier- en moestuinen, boomgaarden en plantages. De akkers, weilanden en bospercelen die hoorden bij het oorspronkelijke landgoed behielden hun economische functie en werden beheerd door een rentmeester.
Permanente villa woningen
In de negentiende eeuw kwam de heuvelachtige bosrijke omgeving aan de oostzijde van de stad in zwang als woonplaats voor de elite. Het ging toen niet meer om zomerverblijven, maar om villa’s die permanent werden bewoond. Nu waren het vooral rijke industriëlen en handelaren die zich de genoegens van een buitenplaats konden veroorloven. Zeepfabrikant Theodoor Dobbelmann kocht zowel het Huis Heydepark (1860), De Winkelsteeg (1878) als De Hulsen (1879) en voegde deze landgoederen samen tot een uitgestrekt jachtgebied. Stoffenhandelaar Bernhard Bahlmann liet in 1855 een nieuw landhuis bouwen aan de Postweg, het neoclassicistische Geldersch Hof.
Kasteeltje Heyendaal
De familie Jurgens, rijk geworden door margarinefabricage, streek vanuit het industriestadje Oss neer in de lommerrijke omgeving van Nijmegen. Zo liet Frans Jurgens op het landgoed Heyendaal een nieuw landhuis bouwen in de stijl van de Hollandse Renaissance, tegenwoordig bekend als het ‘Kasteeltje Heyendaal’, onderdeel van de Radboud Universiteit. Victor Jurgens kocht Huis Brakkenstein en bouwde er een stallencomplex naast.
Landgoed Oosterhout
Ook ten noorden van de Waal lagen enkele buitens, zoals het landgoed Oosterhout, dat teruggaat op het veertiende-eeuwse kasteel Notensteyn, gesticht door de heren van Bronckhorst. Sibilla van Bronckhorst verdeelde in 1659 het land onder haar zonen Floris en Johan van Hackfort. Floris kreeg Oosterhout en Johan bouwde het nieuwe huis Waaijensteyn. Dit huis was beroemd omdat Lodewijk XIV er in 1672 logeerde. Bij een dijkdoorbraak in 1809 verdween Waaijensteyn echter in een diepe kolk, de huidige Waaijensteinse kolk. Een overstroming verwoestte in 1820 ook Huis Oosterhout. Het werd in 1850 herbouwd en daarna herhaaldelijk uitgebreid door de familie Van Boetzelaer, die het landgoed nog steeds in eigendom heeft.
Duik in de geschiedenis van de oudste stad van Nederland. Want Nijmegen heeft veel verhalen te vertellen. Benieuwd? Je leest het allemaal in de historische tijdlijn.