Het kunstklimaat in Nijmegen: ‘Een klein netwerk is steviger’

| Maarten Buser

Ook voor een stad zonder kunstacademie, zijn er behoorlijk wat plaatsen in Nijmegen waar je kunst kunt zien. Daphne Rieken (Extrapool), Marie Stel (Valkhof Museum) en Julia Vrenken (Expo Bart) vertellen over wat het kunstklimaat in de stad kenmerkt. Welke ontwikkelingen zien ze daarin, en hoe zit het eigenlijk met de onderlinge samenwerking tussen de kunstinstellingen?

Kun je de Nijmeegse kunstwereld in één dag overzien? Een tijd lang dacht ik dat het kon: beginnen bij het Valkhof Museum, een stop maken bij POST, een tentoonstelling bij De Lindenberg meepakken, alles netjes op loopafstand. Vergelijk dat maar eens met Amsterdam of Utrecht, waar je vaak scherpe keuzes moet maken wat je op één dag kunt zien. Pas toen ik in oktober een paar weken op een Nijmeegs appartement paste, durfde ik nog verder te kijken wat de stad me bood. Hoe kon ik bijvoorbeeld bij Expo Bart of Kunstmagazijn komen? Waarom was ik eigenlijk nog nooit bij Galerie Marzee geweest, of had niemand mij over de LangeHezel46 verteld?

Arnhem en Nijmegen voelen verweven

De grootste kunstinstelling en waarschijnlijk ook publiekstrekker van de stad, is het Valkhof Museum. Vanwege verbouwingen is er nu een tijdelijke locatie aan het Keizer Karelplein, met een tentoonstellingsprogramma van onder andere hedendaagse kunst, archeologie, de geschiedenis van de stad, en kunst en wetenschap. Er is werk te zien van regionale en nationale kunstenaars, maar ook van internationale makers.

©Marlou Photography

Marie Stel is conservator moderne en hedendaagse kunst van het Valkhof Museum. Ze typeert het Nijmeegse kunstklimaat als volgt: “Het is geen heel grote stad en daardoor is de kunstscene heel anders dan in bijvoorbeeld Rotterdam of Amsterdam. De banden tussen de instellingen zijn heel direct. Je kunt relatief gemakkelijk en snel een goed netwerk opzetten. Beeldende Kunst Nijmegen (BKN) is daar een goed voorbeeld van. Als je een klein netwerk hebt, is dat volgens mij steviger en is de uitwisseling groter.”

Ook is er veel contact met het nabijgelegen Arnhem, vertelt Stel. Onder meer via Beeldende Kunst Arnhem (BKA). Ook werken kunstinstellingen in beide steden samen, zoals voor de Biënnale Gelderland, en zit er een tentoonstellingsruimte van POST in zowel Arnhem als Nijmegen. “De verschillende kunstinstellingen trekken veel met elkaar op. Ik probeer zelf ook goed bij te houden wat er in Arnhem plaatsvindt, want wat er in beide steden gebeurt, voelt erg verweven. Met instellingen als Plaatsmaken en Omstand maak ik net zo makkelijk contact als met presentatie-instellingen in Nijmegen”, licht Marie toe. Daarnaast werkt het Valkhof Museum samen met Museum Arnhem voor een gezamenlijk tentoonstellingsprogramma, waarvoor ze nu voor de tweede keer de BIS-subsidie toegekend hebben gekregen. Zo kunnen ze samen exposities maken.

De Radboud is dichtbij

Stel vergelijkt Arnhem en Nijmegen om te laten zien hoe verschillende invloeden het karakter van een stad kunnen vormen. “Een belangrijk aspect van Arnhem is dat daar de kunstacademie ArtEZ zit. Ook speelt mode daar een veel grotere rol. In Nijmegen is de Radboud Universiteit belangrijk voor de identiteit, net als de Romeinse geschiedenis. Natuurlijk mag Museum Arnhem ook gewoon samenwerken met de universiteit en wij met de kunstacademie, maar de identiteit van de stad is belangrijk in zulke keuzes. Dat geldt voor de musea, maar ook voor de kleinere instellingen. Die wisselen ook veel uit met de universiteit.” Ze noemt ook een eigen voorbeeld van de uitwisseling tussen museum en wetenschap. “We zijn nu bezig met een tentoonstelling over neurodiversiteit. Daarvoor zoeken we samenwerking met de afdeling neurologie. Het is echt een verrijking om de universiteit zo dichtbij te hebben.” Eerder was op de tijdelijke locatie van het museum de groepstentoonstelling Into the Black Hole te zien, waarin kunst en wetenschap bij elkaar werden gebracht. Hiervoor werkte het museum samen met de afdeling sterrenkunde.

Radboud is echter zeker niet de enige partner. Het Valkhof Museum heeft ook gewerkt met festivals als De Oversteek, de Vierdaagsefeesten en Go Short, en met de Open Monumentendag. “Daar proberen we op aan te haken met ons publieke programma. Je laat zo aan een breder publiek zien dat je je niet alleen richt op schilderijen of archeologische objecten. Zulke samenwerkingen sluiten ook aan bij onze wens om nieuwe verhalen te vertellen over onze collectie. Het is heel interessant om een kunstenaar naar de museale verzameling te laten kijken, maar het kan ook heel boeiend zijn om een danser of dichter daarop te laten reflecteren. Je kunt daardoor een tentoonstelling op een andere manier activeren, ook door op andere plekken aanwezig te zijn, dus buiten het museum. Dat zal helpen wanneer we straks een half jaar volledig gesloten zullen zijn. Mede daarom is de aanwezigheid op andere plaatsen voor ons zo wenselijk”, vertelt Marie.

Van het Honigcomplex naar het NYMA-terrein

Wat bijdraagt aan het goede Nijmeegse kunstklimaat, is dat de plaatselijke overheid meedenkt met kunstinstellingen en ze steunt. “Zelfs wanneer de gemeente niet actief meewerkt, kun je kijken wat je zelf voor elkaar kunt krijgen”, aldus Julia, werkzaam bij Expo Bart en verantwoordelijk voor zowel communicatie als events. Deze tentoonstellingsruimte is vorig jaar verhuisd van de voormalige Honigfabriek naar het NYMA-terrein.

©Koen Kievits

“Het Honigterrein was destijds een kans. In de acht jaar dat we daar zaten, is dat echt een culturele broedplaats geworden, waar veel aandacht voor was in de stad. Daar hebben we veel mooie dingen georganiseerd, maar ja, de sloopkogel zou er tegenaan gaan. Het NYMA-terrein heeft een andere uitstraling dan het Honigcomplex destijds. Het is een permanente plek voor creatieve ondernemers. Wij zijn blij dat we een cultureel tintje kunnen geven aan deze stadsuitbreiding met onze projectruimte. Veel ondernemers die begonnen zijn op de Honig zijn nu op het NYMA-terrein terechtgekomen”, vertelt Vrenken.

Expo Bart is naast de projectruimte op de NYMA ook nog bezig een nieuw muziekpodium en theater te ontwikkelen. “We zijn achter de schermen druk bezig met het ontwikkelen van een kunstkwartier op De Nieuwe Honig. Toen wij met de plannen voor het terrein bezig waren, hoorden we dat tentoonstellingsruimte Ruis moeite had met het vinden van een nieuwe locatie. Daar zagen wij een kans: als wij hen een ruimte kunnen bieden, kunnen we samen een sterk kunstkwartier vormen. Ook galerie Singular Art had een plek nodig en besloot zich aan te sluiten onder de nieuwe naam Rosie’s. Zo krijg je een mooie mix van kunstruimtes die al wat hebben opgebouwd en hun eigen publiek mee kunnen nemen, én nieuwe plekken, zoals ons podium.”

Uitwisseling tussen Galerie en Expo Bart

Expo Bart heeft acht jaar op het Honigterrein gezeten: een lange tijd, maar uiteindelijk ging het om een tijdelijk verblijf. “Doordat wij na acht jaar op zoek moesten naar een nieuwe locatie, hebben we onszelf wel weer kunnen uitdagen om nieuwe samenwerkingen aan te gaan in een nieuw gebied als de NYMA. Hier kunnen we weer andere evenementen organiseren, zoals muziekoptredens op ons dak. De gemeente Nijmegen zag het succes van het Honigcomplex en wees het NYMA-terrein echt aan als plaats om op permanente basis zoiets te ontwikkelen. Daardoor zijn de huurprijzen wel hoger, maar er blijft genoeg kans voor ondernemers om zich hier te vestigen”, legt Vrenken uit.

Anders dan veel tentoonstellingsruimtes, krijgt Expo Bart geen subsidie. “Wij zijn één bedrijf samen met Galerie Bart Amsterdam. De galerie biedt werk aan op de kunstmarkt en neemt deel aan kunstbeurzen”, zegt Julia. Daartegenover staat dat kunstenaars in de Nijmeegse tentoonstellingsruimte – figuurlijk, maar ook letterlijk – de kans krijgen om te experimenteren. “Isabelle Wenzel, met wie we al jaren samenwerken, ken je waarschijnlijk van haar foto’s. Haar fotowerk heeft zij twee maanden lang tot leven gebracht in onze ruimte, dankzij dansers en andere performers.”

 

Tentoonstellingen en pizza-avonden

Vrenken vertelt dat de gemeente Nijmegen Expo Bart op een niet-financiële manier steunt, onder andere door destijds mee te denken over een nieuwe plaats voor de projectruimte: “Ze waarderen het dat we kunstenaars een plek geven en denken actief mee over hoe dit terrein zich kan ontwikkelen.” Daarbij ziet Julia een kans voor een wat langer verblijf in het gebied. “Mensen zijn steeds meer op zoek naar een beleving: niet alleen een tentoonstelling zien, maar ook een muziekoptreden bezoeken, of een biertje drinken bij de lokale brouwerij Oersoep.”

Opvallend is dat Expo Bart – anders dan dat de naam doet vermoeden – niet alleen tentoonstellingen organiseert. “In een studentenstad als Nijmegen is het belangrijk om te kijken waar een jong publiek behoefte aan heeft. Daarom programmeren we ook evenementen die aansluiten bij een publiek dat liever ’s avonds naar NYMA komt. Ook kun je zo andere mensen aantrekken. We hebben een pizza-avond georganiseerd, en een optreden van een band op het dak. Isabelle Wenzel gaf yogaworkshops. Als je door zo’n activiteit voor het eerst bij ons bent gekomen, dan ga je wellicht de volgende keer naar onze tentoonstelling kijken.”

Kletsen met de zakelijk leider

Nadat Daphne Rieken langere tijd in de Randstad had gewoond, keerde ze terug naar Nijmegen. Ze is fondsenwerver en zit in het zogeheten bijstuur (‘we zijn non-hiërarchisch, dus er is geen zakelijke leiding’) van Extrapool. “Toen ik hier terugkwam, merkte ik hoe makkelijk het was om contacten te leggen. Het kunstklimaat van Nijmegen is heel vriendelijk en toegankelijk. Bij elk evenement waar ik heen ging, kon ik met de zakelijk leider kletsen, want die was er gewoon”, viel haar op.

Extrapool bestaat sinds de jaren tachtig en komt voort uit de krakersscene, ‘was daar eigenlijk altijd iets te artistiek voor’, aldus Rieken. Twintig jaar lang werd de organisatie ondersteund door het Mondriaan Fonds als kunstpodium, maar eigenlijk zijn er behalve art nog pijlers: sound (de geluidsstudio in de kelder en de concertserie Onderstuur in samenwerking met Doornroosje), en print (de internationaal bekende stencilwerkplaats). Mensen uit de hele wereld komen er boeken maken, muziek maken, performances opvoeren. “Extrapool is daardoor een van de weinige plekken die zo internationaal programmeert, mede omdat er zoveel samenkomt dat je het op andere plaatsen niet in deze combinatie vindt”, vertelt Daphne.

Daarnaast weten de meeste andere culturele instellingen en organisaties in Nijmegen Extrapool goed te vinden. “We hebben best veel faciliteiten, zoals een gastenverblijf, die regelmatig gebruikt wordt door alle wat grotere instellingen in Nijmegen, zoals Go Short en The Big Draw. Ook wordt literair tijdschrift Op Ruwe Planken hier gedrukt. Bij Extrapool vinden we zulke ogenschijnlijke kleine en praktische dingen heel belangrijk. Fijne ateliers, toegankelijke werkplaatsen en goedkope slaapplekken bepalen voor een deel het kunstklimaat in de stad. Plekken waar je iets uit mag proberen en je het meteen kan delen met een betrokken publiek, zonder dat je werk geselecteerd hoeft te worden door de betrokken curator of programmeur. Als je als maker van buitenaf onderdeel bent van ons programma, zorgen we voor een fijne slaapplek en koken we voor je. Als The Big Draw met ons samenwerkt en bijvoorbeeld een kunstenaar uit Canada haalt, zorgen we ook voor een bijzondere slaapplek voor diegene”, legt Rieken uit.

Kleine organisaties verdienen ook aandacht

Rieken maakt zich enige zorgen over institutionalisering; iets dat landelijk speelt en waarvan ze verwacht dat het ook impact zal hebben in Nijmegen. “Vroeger waren er veel meer kleine, alternatieve plekken. De laatste jaren wordt er steeds meer professionaliteit gevraagd van instellingen. Het Mondriaan Fonds kent meer geld toe om onder meer kunstenaars goed te kunnen betalen. Het streven naar Fair Practice, professioneel bestuur en een breed publieksbereik is heel wezenlijk voor iedere kunstplek. Maar in de huidige vorm betekent dat ook dat je organisatie moet groeien om aan die voorwaarden te voldoen. Een gevolg is dat er minder plekken zijn waar het maakproces centraal staat. Er ontstaat daardoor ook een grotere onderlinge concurrentie tussen kunstenaars.”

Als voorbeeld van een makersgerichte plek haalt Daphne Platform DIS aan, een ‘nomadisch platform voor beeldende kunst’, dat in de (omgeving van) Nijmegen opereert. Ze vindt het heel interessant hoe zij ruimte bieden voor artistiek onderzoek naar manieren om samen te leven met de natuur en met elkaar. “Zij krijgen echter geen gemeentesubsidie, terwijl ik denk dat zulke initiatieven de stad juist veel kunnen bieden”, vindt Rieken.

Concurrentie of niet?

Rieken liet het woord ‘concurrentie’ vallen. Toch wel een gevoelig punt, zeker in kleinere kunstscenes, hoe goed de onderlinge contacten ook zijn. “Je doet uiteindelijk wel een beroep op dezelfde potjes. Het systeem steekt zo in elkaar dat er beperkt geld is, dus in die zin ben je wel een concurrent van elkaar, maar echt alleen op dat vlak. POST krijgt inmiddels ondersteuning van het Mondriaan Fonds, en dat is ze gegund, maar Extrapool niet meer. Het voelt toch wel alsof er naar de kaart wordt gekeken en in de regio maar één instelling subsidie krijgt, terwijl we onderling heel verschillende dingen doen.”

Een ander punt waarop er toch enige concurrentie bestaat, is de ‘strijd’ om publiek. Daar is echter een oplossing voor, die laat zien dat een relatief klein kunstklimaat toch vooral ook voor een goede samenwerking zorgt. “Dankzij het platform van Beeldende Kunst Nijmegen kun je beter in de gaten houden wie wat wanneer organiseert en kun je evenementen beter spreiden”, vertelt Rieken. Dat is tegelijkertijd een mooi pleidooi voor het ondersteunen van meer instellingen binnen de regio, voor een nóg mooier kunstklimaat. “Als meerdere instellingen ondersteund worden, kun je echt samen optrekken en de boel op stelten zetten”, concludeert Daphne.

Dit vind je misschien ook leuk...